STAATSBLAD VAN HET
KONINKRIJK DER NEDERLANDEN
(No. K 658) WET van 29 December 1950, houdende intrekking van het Besluit gevolgen van het huwelijk
met vijandelijke onderdanen Nr. II (Staatsblad no.F278).
WIJ JULIANA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN,
PRINSES VAN ORANJE-NASSAU, ENZ., ENZ., ENZ.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, de gewijzigde omstandigheden in aanmerking genomen,
wenselijk is het Besluit gevolgen van het huwelijk met vijandelijke onderdanen Nr. II
(Staatsblad no. F278) in te trekken en voorzieningen te treffen in verband met deze intrekking;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Het Besluit gevolgen van het huwelijk met vijandelijke onderdanen Nr. II is ingetrokken.
Een vreemdelinge, die na 10 Mei 1940 met een Nederlander is gehuwd, doch tengevolge van het in artikel 1 bedoelde Besluit het Nederlanderschap niet bezit, verkrijgt die hoedanigheid op de dag van het huwelijk.
1. Het bepaalde in het vorige artikel is niet van toepassing ten aanzien van de vrouw, die de Duitse
nationaliteit bezit, of zou bezitten indien zij niet met een Nederlander gehuwd ware.
2. Een vrouw, als bedoeld in het vorig lid, verkrijgt door een daarop gerichte kennisgeving het
Nederlanderschap op de dag van het huwelijk:
a. indien zij gedurende een onmiddellijk aan de kennisgeving voorafgegaan tijdvak van een jaar
hoofdverblijf heeft in het Koninkrijk of
b. indien het huwelijk voortduurt en ten minste een jaar geleden werd gesloten.
3. De kennisgeving dient door de vrouw te worden gedaan aan een autoriteit, welke ingevolge de wet van
12 December 1892 (Staatsblad no. 268) op het Nederlanderschap en het ingezetenschap bevoegd is
tot het in ontvangst nemen van kennisgevingen, op het Nederlanderschap betrekking hebbende. Wij behouden
Ons voor uitvoeringsvoorschriften te geven, alsmede het tijdstip te bepalen, waarop de in het tweede lid
van dit artikel gegeven bevoegdheid eindigt.
Het bepaalde in artikel 2 en in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing op de vrouw, die na ontbinding van het na 10 Mei 1940 met een Nederlander gesloten huwelijk een andere nationaliteit door haar wil of door of tengevolge van huwelijk heeft verkregen.
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na die harer afkondiging.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk, 29 December 1950.
De Vice-Minister -President,
Minister zonder Portefeuille,
J.R.H. VAN SCHAIK
De Minister van Justitie,
STRUYCKEN
De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,
W. DREES
De Minister van Binnenlandse Zaken,
TEULINGS
De minister voor Uniezaken en
Overzeese Rijksdelen,
J.H. VAN MAARSEVEEN
De Minister van Justitie,
STRUYCKEN
© Peter van Markus